Er is gedoechend in Amsterdam op een doordeweekse dag. In de Portugese synagoge voltrok zich op zondagmorgen 8 augustus 2021 een unicum. Kohaniem (priesters) spraken hun zegen uit op een werkdag. De Amsterdamse Sefardiem zijn bekend om hun vele uitzonderlijke, eeuwenoude tradities die nergens ter wereld bestaan. Sinds vandaag hebben ze er een uitzondering aan toegevoegd.
Op zondagmorgen om acht uur is de binnenstad van Amsterdam nog in diepe rust. Hartje zomer, nauwelijks mensen op straat, het heeft in de vroege ochtend keihard geregend en de natte bestrating weerspiegelt de bewolkte Hollandse lucht. In de Portugese synagoge komt men zoals iedere zondagmorgen bijeen om het ochtendgebed te zeggen. Vandaag is het de eerste dag Rosj Chodesj (de viering van het maand-begin) van de maand Elloel. Geen gewone Rosj Chodesj-dienst. Voor het eerst is de priesterzegen uitgesproken op Rosj Chodesj.
Iedere sjabbat
Ko tewarechoe – zo zul je het volk zegenen, luidt de opdracht aan Aharon de priester in de Tora, waarna de woorden van de priesterzegen volgen (Num. 6:22-24). Van het woordje ‘ko’ wat ‘zo’ of ‘aldus’ betekent, wordt afgeleid dat er 25 keer per jaar wordt gedoechend, de priesterzegen wordt uitgesproken. Want de Hebreeuwse letters die het woordje ‘ko’ vormen, de kav en de he, hebben samen de letterwaarde 25. Maar dat is bij de Asjkenaziem, de Hoogduitse Joden. In de Asjkenazische synagogen wordt alleen op de feestdagen door de koheen/kohaniem de priesterzegen uitgesproken; 25 keer per jaar, op alle twaalf feestdagen twee keer en alleen op Simchat Tora één keer.
Bij de Amsterdamse Portugezen wordt er niet slechts op de feestdagen gedoechend, maar iedere sjabbat in de ochtenddienst – in sjachariet, niet in moesaf. In Israel wordt er iedere sjabbat en zelfs iedere ochtend gedoechend. De Asjkenazische codificator Rema verklaart het feit dat er buiten Israel alleen op jomtov wordt gedoechend omdat er buiten Israel geen sprake is van ‘natuurlijke’ simcha (vreugde) zoals wel het geval is in Israel. De Sefardiem hebben deze uitleg echter niet aanvaard wat voor hen de weg opent om wel ook op andere dagen dan jomtov buiten Israel te doechenen. Chacham S. Rodrigues Pereira heeft in Argentinië gezien dat Sefardim daar iedere doechenen [Liber Amicorum voor opperrabbijn A. Schuster, p. 62, 1971] en de rabbijn van de Portugese gemeente, Joseph Serfaty, vertelde mij dit te hebben waargenomen in Casablanca, Marokko.
Valse profeet
In Amsterdam wordt er bij de Portugezen op sjabbat gedoechend. Dit is ingesteld in 1666 toen een naar later bleek valse messias, Sjabtai Tsvi, zich manifesteerde en vooral in Amsterdam een grote invloed kreeg. Sjabtai Tsvi profeteerde dat alle Joden binnenkort terug zouden keren naar Israel, dat de tempel zou worden herbouwd en de Tempeldienst opnieuw zou worden ingevoerd. Ter voorbereiding daarop zou het goed zijn alvast het doechenen op sjabbat te introduceren, en zo geschiedde.
Maar toen de valse profeet van zijn voetstuk was gevallen, ontstond de vraag: wat nu? Moeten we nu stoppen met doechenen op sjabbat of moeten we dit toch voortzetten? Er waren twee meningen. De toenmalige chacham van de Amsterdamse Portugezen, Izak Aboab, was van mening dat het doechenen op sjabbat moest worden voortgezet. Eén van de Portugezen in Amsterdam wendde zich tot Jacob Sasportas, op dat moment chacham van Hamburg. Sasportas was van oordeel dat men in Amsterdam terug moest naar de situatie van voor Sjabtai Tsvi: doechenen op sjabbat moest dus worden afgeschaft.
De twee opvattingen gaven verdere voeding aan de toch al grote verdeeldheid in de Portugese gemeente tussen voor- en tegenstanders van de Sjabtai Tsvi-beweging. Parnassim (bestuurders) van de Portugese gemeente wendden zich tot Rabbi Chaim Benveniste, de Chacham in Izmir. Hij was een van de grootste Sefardische geleerden in zijn tijd en Izmir was het centrum van de Sjabtai Tsvi-beweging geweest. Net als in Amsterdam was men in Izmir begonnen met het doechenen op sjabbat. Benveniste oordeelde dat de uitspraak van Aboab gevolgd zou moeten worden. Het doechenen op sjabbat is bij de Amsterdamse Portugezen nooit afgeschaft. Ook in Saloniki waar Sjabtai Tsvi grote invloed had, heeft men op sjabbat gedoechend, en zo is het nog steeds in Saloniki.
Amstelveen
In 1995 opende de PIG een Esnoga in Amstelveen. Daar wordt net als op het Amsterdamse Mr. Visserplein ook op sjabbat gedoechend. Dit is op zich beschouwd wel vreemd. Aboab wilde het doechenen niet actief afschaffen maar het in een nieuwe synagoge actief te introduceren is verrassend. Het lijkt erop dat de Portugezen in hun drang om de Amsterdamse traditie 1 op 1 over te planten in Amstelveen daarmee ook de van oorsprong door Sjabtai Tsvi geïntroduceerde praktijk hebben overgeplant en daarmee onbewust uitgebreid. In het oorlogsminjan van Coutinho werd ook gedoechend, maar dat had meer de status van een verplaatsing van de snogedienst dan de oprichting van een nieuwe synagoge.
In Marokko heeft men als tegenwicht na Sjabtai Tsvi besloten iedere dag te doechenen. Zo gebeurt het nog in Marokko. Sasportas zei dat het als tegenwicht mooi zou zijn als iedere dag in Amsterdam zou gaan worden gedoechend, maar de gemeente wilde hier niet aan. Daarom is het niet gebeurd en is het Sasportas ook niet gelukt om dagelijks doechenen in te voeren, toen hij zelf na de dood van Aboab de chacham werd in Amsterdam. Maar door het nu op rosj chodesj ook te doen, heeft Amsterdam zich dan eindelijk na 350 jaar verlost van de instelling van Sjabtai Tsvi. Daar komt bij dat Saloniki, Casablanca en Argentinië voor Amsterdam kunnen dienen als feitelijke, hedendaagse precedenten om op een niet-sjabbat of -jomtov het doechenen in te voeren.
Corona
Toen vorig jaar het houden van groepsbijeenkomsten vanwege de Corona-pandemie moest worden gestaakt, bleven ook de deuren van de Esnoga in Amsterdam gesloten van 21 maart tot 3 juli. Er waren in het geheel geen synagogediensten meer. Voor het eerst sinds de vestiging van Joden in Nederland, 420 jaar geleden, was er geen gezamenlijke gebedsdienst meer. Niet in de Snoge, niet bij de Asjkenazim en niet zoals in de oorlog steeds is doorgegaan, bij iemand thuis (het minjan bij Coutinho waar een handvol Portugezen en Hoogduitsers tot de bevrijding samen gebedsdiensten hielden). Zou, wanneer de diensten weer konden worden hervat, het doechenen ook opnieuw kunnen worden opgestart? Of geldt dezelfde regel als die Rebbe Beer in Den Haag had ingesteld: éénmaal onderbroken is dat het einde van doechenen op sjabbat. De vraag werd voorgelegd aan rabbijn Joseph B. Serfaty, de huidige rabbijn van de Portugees-Israëlietische Gemeente. Hij oordeelde dat de kohaniem weer als voorheen hun priesterzegen op sjabbat uit zullen spreken. Niet alleen dat, hij besloot tot nog iets. Sasportas wilde al dat er dagelijks in Amsterdam zou worden gedoechend. En er is niet alleen vreugde op de jomtov-dagen er is ook vreugde op rosj chodesj – sasson vesimcha – vreugde en blijdschap, en dus is het goed om ook op rosj chodesj voortaan in sjachariet te doechenen.
Met de uitbreiding naar het doordeweekse Rosj Chodesj verbindt Serfaty de opvattingen van Aboab en Sasportas. Aboab is van mening dat de birkat kohanim van sjabbat ook na een onderbreking door kan gaan. Sasportas oordeelt dat er geen bezwaar is tegen het doorgaan met doechenen, of zelfs het dagelijks doechenen in te stellen, wanneer het maar geen basis meer vindt in de instructie van Sjabtai Tsvi, de ontmaskerde charlatan. Sasportas was een felle tegenstander van het Sjabtaïsme.
Tefillien en doechenen samen
Er was aan deze historische gebeurtenis geen bijzondere ruchtbaarheid gegeven. En dus stonden we op een druilerige zomerzondag in de immense Esnoga met de gebruikelijke zondagochtendclub, vijftien man. Er was plaats genoeg, maar als Asjkenaas zocht ik een bescheiden plekje buiten het schip, net onder de vrouwengalerij. Daar kwamen de drie kohaniem naar voren. Toen de kohaniem zich installeerden voor de beroemde Hechal posteerde ik me dicht bij een van de twee voorste dikke pilaren die het immense gebouw en haar imposante geschiedenis torsen. De schoenen gingen uit. De handen werden met water overgoten uit een zilveren kelk boven een zilveren schaal en afgedroogd met een handdoek in dezelfde bruine tint als het hout van de eeuwenoude snogebanken. Het talliet ging over het hoofd. Het huisje van de Tefillien sjel rosj stak als een opwelling er bovenuit. Voor het eerst werd op een doordeweekse ochtend de zegen uitgesproken. Tefillien, de gebedsdriemen, zijn het symbool van door de week. Op sjabbat of jomtov worden ze niet gedragen. Doechenen kennen we daarentegen juist alleen van jomtov, en in de Snoge ook van sjabbat, dagen waarop we zeker geen Tefillien dragen. Een onwezenlijke combinatie kwam hier voor het eerst samen. Een unieke gebeurtenis voltrok zich voor de eeuwenoude Hechal. Het was een gebeurtenis van grote joods-historische betekenis. Sjabtai Tsvi, Isaac Aboab, Jacob Sasportas, Chaim Benveniste, Berisch Berenstein, Cholera epidemie, Shoa, Corona epidemie, kwamen in de praktijk samen in het imposante Snoge gebouw.
We maken geen foto’s op sjabbat en jomtov. Vandaag wel, voor het eerst, want het is door de week.
Den Haag
In Den Haag is er, opmerkelijk genoeg, op sjabbat zeker gedoechend, maar dan bij de Asjkenazim. Deze uitzonderlijke instelling is afkomstig van de Haagse opperrabbijn B.S. (Berisch Samuel) Berenstein die in 1866 besloot dat de kohaniem voortaan op sjabbat zouden moeten doechenen om de gemeenschap daarmee spirituele kracht te geven ter afwending van de Cholera.
Berenstein (Rebbe Beer) heeft het laatste woord van de eerste zin uit de priesterzegen ‘wejismerecha’ – Hij zal je beschermen, verbonden met een Talmoedische uitspraak die luidt dat het gaat om bescherming tegen schade ‘min hamazikien’. De Cholera is zo’n schade, redeneerde hij.
Precies tweehonderd jaar na de instelling van het doechenen bij de Portugezen in Amsterdam nam Berenstein voor de Hoogduitsers in Den Haag een beslissing die voor zover bekend nergens anders werd genomen noch werd nagevolgd, ook niet door zijn ambtgenoot J. van J. Ferares, destijds opperrabbijn van de Haagse Portugese gemeente. Rabbijn Serfaty die het doechenen op Rosj Chodesj voor de PIG nu heeft gecreëerd: “Mijn inspiratie om het in te voeren komt van rav Berenstein.”
Maar wat te doen wanneer de Cholera-epidemie zou zijn beteugeld? Zou het uitspreken van de priesterzegen in Den Haag op sjabbat dan weer moeten worden afgeschaft? Nee, besloot Rebbe Beer, er wordt mee doorgegaan totdat er geen wekelijkse sjoeldiensten meer zijn waarin de kohen zou doechenen. Hij heeft wel gezegd, we moeten er mee stoppen, maar heeft het niet actief willen stoppen.
Chacham Rodrigues Pereira beschrijft in zijn artikel voor het Liber Amicorum hoe hij eens had meegemaakt dat er op sjabbat geen Kohen of Levie [waarom een Levie is mij niet duidelijk want die kan niet doechenen] in de sjoel aan de Wagenstraat was en men besloot gauw een Kohen uit De Buurt op te trommelen.
Toen in 1943 de laatste sjoeldienst in Den Haag was gehouden, viel daarmee het doek voor het doechenen op sjabbat. Nu was er een breuk ontstaan en na de bevrijding kon en mocht er niet opnieuw op sjabbat worden gedoechend. Sindsdien loopt Asjkenazisch Den Haag weer in de pas bij de rest van de wereld: buiten Israel wordt er alleen op jomtov gedoechend.
Muzikale archeologie
Het NIK houdt zich al vele jaren lang bezig met de preservatie van Nederlands-Asjkenazisch chazzanoet. Dit heeft er toe geleid dat er een speciale chazzanoetsite is opgezet door het NIK in samenwerking met Jaap Sondervan (die zoiets ook voor Portugees chazzanoet doet). Op nik.nl/chazzanoet zijn inmiddels honderden fragmenten geplaatst van professionele (Bloemendal, Moskovits, Seijffers) en amateur chazzanim. Eén ervan is Ies van Creveld uit Den Haag die een groot aantal Haagse sjoelmelodieën op geluidscassette had vastgelegd. Eén melodie is opmerkelijk omdat deze wel werd gezongen maar toen Van Creveld hem inzong niet meer werd en ook nooit meer zal worden gebruikt. De melodie die Van Creveld, zelf geen kohen, heeft ingezongen is voor het doechenen in Den Haag op sjabbat! Ondanks dat toen hij het opnam er niet meer op sjabbat wordt gedoechend en er voor het doechenen op jom tov andere, voorgeschreven, melodieën bestaan. Van Creveld, die diverse boeken schreef over de geschiedenis van het Haagse Joodse leven, heeft uit historisch besef iets ingezongen, niet om de melodie over te dragen maar om deze vast te leggen. Iets wat we ‘live’ nooit meer zullen horen: de Haagse doechenmelodie voor sjabbat, muzikale archeologie.