RubenVis

Ruben Vis

Ies Vorst, rabbijn van de mensen

Ies Vorst (1938-2023), Morénoe Harav Rabbi Mosje Jitschak ben More Morénoe Harav Rabbi Levi was geen mens die zich op zijn rabbinale positie voorstond. Ies Vorst was bescheiden en beoogde eigenlijk maar één ding: het goede te doen, voor de mensheid en voor de mensen. Ies Vorst was geschoold in het jodendom, uiteraard. Maar hij bezat meer dan kennis. Ies Vorst bezat een natuurlijke gave om inspiratie over te brengen, mensen met hun gevoelens van verdriet, vooral verdriet, maar ook van onmacht, onzekerheid, twijfel of ziekte, de juiste geestelijke begeleiding te geven.

Ruben Vis, erev Rosj Hasjana 5784-2023

Ook bij nacht en ontij
De toewijding en de tomeloze inzet van rabbijn Vorst voor het welzijn van zijn medemens doet me denken aan de passage die we in de Haggada lezen over Rabbi Elazar ben Azarja die zich afvraagt wanneer je nu precies de Uittocht uit Egypte je moet herinneren. Niet alleen op Sederavond maar dagelijks. Niet alleen overdag maar ook ’s avonds. Het is Ies Vorst ten voete uit. Voortdurend, en dus ook bij nacht en ontij, was rabbijn Vorst er waar nood moest worden gelenigd. Ies Vorst was er altijd. Bij poeha-bijeenkomsten kwam hij ook, maar dat was om bij zijn mensen te zijn. Hij was er bij simches maar bovenal als er saar was. Hoe vaak hebben we hem niet gezien bij een lewaje. In de dagen daarvoor wanneer een dierbare stervende was, was Ies Vorst er ook al meerdere malen geweest om de stervende en diens familie bij te staan. En was hij bij de lewaje, dan nam hij de moeite om mee ‘naar buiten’ te gaan, naar Muiderberg of Diemen of een andere Joodse begraafplaats. En was hij bij de begrafenis dan bleef het niet bij de drie symbolische scheppen maar nam hij de spa ter hand en zag je die kleine, oude man net zolang scheppen tot het graf dicht was. Ook toen hij de tachtig al was gepasseerd. Anderen keken toe of waren niet eens naar de begraafplaats gekomen.

Bemoediging
Waar kwam die gave van bemoediging vandaan? Misschien is het een aangeboren talent geweest waarmee HKB”H hem gezegend heeft bij zijn geboorte. Om het in te zetten voor de mensen die zijn steun in het leven zo verschrikkelijk hard konden gebruiken. Misschien komt het uit de inspiratie die hij zelf opdeed sinds hij zich tot het Lubavitch chassidisme bekende en daarin helemaal opging. Naar mijn gevoel hoe ouder hij werd hoe meer de bronnen van het Lubavitch chassidisme voor hem steeds belangrijker werden. Toch was het altijd al leidraad voor hem in zijn rabbinale en pastorale werk. Ik herinner me dat we een keer op sjabbat bijeenkwamen in de foyer van de sjoel in Rotterdam, nu zo’n jaar of veertig geleden. Vorst was destijds de pastoraal werker van de Joodse Gemeente Rotterdam, waarvoor hij minstens tien jaar lang iedere week twee dagen in zijn geboortestad verbleef. Vele Rotterdammers kenden hem nog en noemden hem gewoon Ies. Ik moet een middelbare scholier zijn geweest. Rabbijn Vorst leidde de jongerenbijeenkomst en vertelde gloedvol over de Lubavitcher Rebbe Menachem Schneerson en diens uitzonderlijke capaciteiten. Ik was erg onder de indruk. Niet in het minst dankzij de vertelkwaliteiten van Ies Vorst. In Tikwatenoe-machanot waar hij sinds 1966, dus meer dan 55 jaar, naartoe meeging, was het verhalen vertellen van rabbijn Vorst bij de kinderen legendarisch. Of kwam het door de gebeurtenissen in zijn leven dat Ies Vorst op het juiste moment de juiste dingen kon zeggen tegen mensen die zijn woorden van steun nodig hadden.

IJzeren geheugen
Ies Vorst was een zoon van opperrabbijn Vorst, vandaar de toevoeging More voor Morénoe Harav bij diens naam. Iets wat ik gabbaiem nog wel eens hoorde vergeten als ze rabbijn Vorst opriepen. Niet dat Ies erom maalde. Hij was geen man van titels of kowed. Ies was een deel van een eeneiige tweeling. Hij leek sprekend op zijn tweelingbroer Joop die al jong op aliya was gegaan. Wanneer Hollanders hem daar tegenkwamen begrepen ze niet waarom hun rabbijn Vorst hen niet herkende. Maar wist Joop veel wie die enthousiaste Hollands-Joodse toerist was. Net als zijn vader bezat Ies Vorst een ijzeren geheugen voor mensen. Hij wist nog precies wie je was, herkende je ook na vele jaren nog en kon ook nog exact vertellen wat hij bij je bar mitswa, bat mitswa of choepa over je had uitgesproken.

Band
In Westerbork bevalt Ies’ moeder van een jongetje, Baroech, dat door de tijdsomstandigheden snel overlijdt. Ze voedt met haar moedermelk een ander kind. Dat kind overleeft de oorlog. Ik heb die man, als volwassen, oudere man vaak het Joods Cultureel Centrum binnen zien komen om met rabbijn Vorst te zijn. Een van de vele niet heel religieuze Joden waar rabbijn Vorst een band mee had. Alleen met hem was er een nog inniger band dan met al die andere Joodse mensen, die talloze mannen, vrouwen en kinderen, waar rabbijn Vorst ervoor was, altijd.
Vanuit Westerbork wordt het gezin met vier kinderen op transport gesteld naar Bergen-Belsen. Aan het einde van de oorlog wordt een grote groep gevangenen, vooral Nederlandse, in een trein gezet die ruim twee weken door Duitsland doolt om uiteindelijk bij Tröbitz terecht te komen waar de treingevangenen zijn bevrijd. Velen stierven onderweg of kort na de bevrijding, waaronder de moeder van Ies. Ze was een dochter van Izak van Gelder, de intens vrome rabbijn van Den Haag. Van Gelder bekleedde zijn rabbinale ambt, achter de Haagse opperrabbijn, ook tot na zijn pensionering. Ook hij was net als zijn kleinzoon Ies Vorst, de rabbijn van de mensen.

Over pijn zingen
Als een zoontje van Ies en zijn vrouw door een verkeersongeval overlijdt, schrijft hij zijn verdriet van zich af in Over pijn zingen – Overpeinzingen. Onnoemelijk veel mensen heeft het boekje van Ies Vorst steun gegeven bij het verlies van een van hun dierbaren. Het is in meerdere talen vertaald, en als Ies ergens trots op was dan was het daar wel op. Binnen Lubavitch is Ies Vorst een bijzondere persoon geweest. Het boek Tanya van de eerste Lubavitcher Rebbe wordt door alle Lubavitcher-chassidiem intensief bestudeerd. Daarom verbaasde mij het dat Ies Vorst aan al hetgeen over Tanya is geschreven, nog een eigen boek, Niflaot Misefer Hatanya, heeft kunnen toevoegen. Waar duizenden het boek Tanya bestuderen wist rabbijn Vorst er nog een boek met een eigen invalshoek over te schrijven.

Eenvoudige, begrijpelijke, oprechte manier
Net als in zijn boek Over pijn zingen – Overpeinzingen, wist Ies Vorst in tal van andere geschriften het jodendom op eenvoudige wijze aan de mensen over te brengen. Amstelveen, waar veel mensen woonden met een kleine Joodse bagage maar een grote Joodse nesjomme, en waar hij vanaf 1965 als geestelijk leidsman aan de slag ging, was wat dat betreft zijn werkterrein in optima forma. Hetzelfde geldt voor zijn werk in Tikwatenoe waar ook kinderen kwamen uit gezinnen waar het Joodse leven vaak niet heel intensief werd beleefd. Vorst wist deze mensen, volwassenen, kinderen, te begeesteren met zijn eenvoudige, begrijpelijke, oprechte manier van Jodendomsoverdracht. Dat deed hij ook in zijn boeken waaronder Badèrech, Op weg naar praktisch Joods leven of het Bensjboek met fonetische weergave van het dankgebed na de maaltijd. Van de gele Jad Achat-folder die Ies Vorst heeft gemaakt voor Chanoeka zijn er vele duizenden exemplaren gedrukt. Zijn rol bij de vervaardiging van nieuwe gebedenboeken voor Rosj Hasjana en Jom Kippoer, juist waar het betreft de materie toegankelijker te maken, is van niet te onderschatten belang geweest.

In 2003 werd Ies Vorst 65 jaar en ging hij met pensioen. Zo had het bestuur van zijn werkgever de Joodse Gemeente Amsterdam besloten. Maar Ies wilde niet met pensioen en is dus nog meer dan twintig jaar, onbetaald, onverdroten doorgegaan. Toch, bij zijn pensionering werd hem een mooi cadeau aangeboden. Talloze kinderen zongen een CD vol met de liedjes van Ies Vorst, Joods-educatieve teksten op bestaande Hollandse kinderliedjes. Een tastbaar bewijs van de betekenis die Ies Vorst voor generaties Joodse kinderen èn volwassenen heeft gehad.

Van techneut naar zielzorger
Ies Vorst had na de middelbare school een HTS-opleiding gevolgd en in het kader van dat beroep werkzaamheden verricht voor havenaanleg in Israel. Daar raakte hij geïnteresseerd in het Lubavitch-chassidisme en besloot de zwaai te maken van techneut naar zielzorger. In april 1964 kwam Ies Vorst terug naar Nederland, eerst kort naar Rotterdam maar al binnen een paar maanden naar Amsterdam waar hij het ontluikende Joodse leven in Amstelveen tot grote bloei wist te brengen. Om er meer dan zestig jaar te zijn, voor ons, voor iedere Jood die een bemoedigend woord en het overbrengen van een vonkje Jodendom kon gebruiken. Gevraagd of ongevraagd, maar altijd zodanig gebracht dat Ies Vorst het hart van eenieder wist te openen.

Moge zijn aandenken tot zegen zijn – יהי זכרו ברוך