Een stip zetten in het gebedenboek
Mijn eerste schreden in het voorgaan in de sjoeldienst zette ik door Aniem Zemierot te zingen. Ik was een jaar of 7 en leerde het niet van een man maar van een vrouw, mijn Joodse Les-juf Judith Hausdorff. Voor ik voor het eerst Aniem Zemierot zou gaan zingen, oefende ik op zondagochtend in een lege sjoel. Bijna aan het einde van Aniem Zemierot staat een regel die begint met het woord Tikar, maar ik sprak het uit als Tkar. Plotseling stond dokter Hausdorff naast me, Judiths vader, en de voor mij meest gezaghebbende man in sjoel, voor mijn gevoel meer nog dan de opperrabbijn of de chazzan. Hij verbeterde Tkar in Tikar. “Maar er staat geen stip [die de i-klank aanduidt] onder de Tav”, wees ik Hausdorff aan, al mijn schroom om hem tegen te spreken, opzijzettend. Hausdorff keek goed, nam een pen uit zijn binnenzak en zette tot mijn verbazing een stip, de i aanduidend, in het gebedenboek. Die stip was sinds de 1960-editie van de Hollandse Arèsjet Sefatajim-tefilla vervaagd. Toen ik veertig jaar later de noodzaak van een nieuw gebedenboek moest beargumenteren, was het eerste waar ik op wees de niet meer zichtbare i-stip onder Tikar als voorbeeld van de slechte leesbaarheid.
Huisarts
Ongeveer tezelfdertijd dat ik mij bezighield met het maken van een nieuw gebedenboek, kwam Trix van Bennekom op mijn pad. Trix bleek een niet-Joodse Rotterdamse vrouw die met haar man enige jaren op de Antillen had gewoond en daar een paar biografieën had geschreven. Nu wilde ze een biografie schrijven over een Rotterdammer tussen 1890 en 2000. Haar man raadde haar aan over dokter Hausdorff te schrijven. Hoezo een biografie schrijven over de huisarts uit jouw jeugd, vroeg Trix verbaasd aan haar man. Na een etmaal het internet af te hebben gestruind was ze verkocht.
Dus voor de lezer van dit recensie-artikel: ik heb intensief met Trix van Bennekom gesproken en haar hoofdstukken meegelezen. Ik heb haar mijn visie gegeven en haar weer nieuwe bronnen aangereikt, zowel schriftelijke als een aantal mensen die ik haar aanwees omdat zij nog wat konden vertellen over haar hoofdpersoon. Ze heeft naar mij geluisterd maar natuurlijk niet alles opgevolgd wat ik haar zei en andersom is Halte Hausdorff haar product en niet het mijne.
Tramhalte
Toen ze op mijn pad kwam, was Trix al met de kinderen van de Rotterdams-Joodse huisarts in contact. David Hausdorff is in 1990 overleden. Hij was geboren in Rotterdam en zou van voor de oorlog tot zijn vertrek naar Antwerpen in 1979 als geen ander een stempel op het Joodse leven in Rotterdam drukken. Ook als huisarts was hij een begrip, getuige het feit dat de tramhalte op de West Kruiskade door de trambestuurders en conducteurs Halte Hausdorff werd genoemd. Buiten Rotterdam kent Joods Nederland hem als de auteur van Jom Jom over het Joodse leven en het Joodse jaar en Van Adam tot Ezra over de Joodse geschiedenis. Hausdorff schreef eerder, vrij kort na de Sjoa, losbladige cursussen over het Jodendom en om de Tora te leren vertalen. Er waren toen nog zeker een stuk of twintig aan het Seminarium afgestudeerde godsdienstonderwijzers over. Toch was het een huisarts, tevens Joodse Gemeentevoorzitter, die tijd had en de capaciteiten bezat, om dergelijke educatieve hulpmiddelen te vervaardigen. Een op zichzelf al opmerkelijke prestatie.
Grote fascinatie
Gelukzaligheid maakte zich van mij meester toen ik hoorde van Trix en haar biografieplan en die steeg in de loop der jaren alleen maar meer. Totdat het resultaat daar was, een liefst 600 bladzijden tellend boek over een man die in menig opzicht voor mij niet per se tot voorbeeld is geweest maar waar ik een grote fascinatie voor heb ontwikkeld. Ondanks dat ik nog geen bar mitswa was toen hij uit Rotterdam vertrok. Een jaar of acht later heb ik hem een paar keer bezocht en met hem gecorrespondeerd.
In Hausdorff kwam voor mij veel samen. Hij was een kenner van de Joodse literatuur en van de Rotterdams-Joodse geschiedenis, een man van de Rotterdamse en Asjkenazische minhagiem (gebruiken), hij zette zich in voor het bijbrengen van kennis aan Joodse kinderen, deed dit aan de hand van moderne pedagogische inzichten, was een van die mannen (en vrouwen) die direct na de oorlog aan de wederopbouw begon van het Joodse leven in Nederland, en had een Joodse levensstijl waarin hij een combinatie wist te realiseren tussen enerzijds de Joodse religieuze voorschriften en anderzijds een normale verhouding tot en participatie in het reguliere leven.
Trix van Bennekom in Halte Hausdorff: “het combineren van een strikt Joods religieus leven met een succesvol leven in de gewone wereld. … Het toverwoord was tolerantie. Een soort religieus polderen waarbij rabbijnen de halacha, de Joodse wet, minder streng interpreteerden dan in het buitenland gebruikelijk was.”
In 1977 was ik voor het eerst van mijn leven bij een promotie. Een kennis uit sjoel promoveerde aan de Erasmus universiteit. Wat heeft op mij de grootste indruk gemaakt? Dokter Hausdorff. Hij zat rustig in het publiek, maar voor mij was het zien van wat voor mij de vroomste man van sjoel was, dokter Hausdorff zonder keppel op, de grootste verbazing van de hele ceremonie.
Een jongen van de rivier
In een prachtige, beeldende stijl zet Trix van Bennekom Hausdorff neer, beginnend met zijn voorouders en het eerste hoofdstuk dat over hemzelf handelt, en dat zij noemt Een jongen van de rivier. De Maas, Hausdorff woonde er met zijn ouderlijk gezin. Al kwamen zijn ouders uit Pruissen, Hausdorff, in Rotterdam geboren, was een jongen van de rivier. Hausdorff trouwde met een vrouw uit Berlijn die haar geneeskundestudie moest afbreken omdat het nazisme verder universiteitsbezoek verbood. Zo werd ze uiteindelijk geen arts maar vrouw van een arts.
Het gezin Hausdorff overleefde de Sjoa in de onderduik. Met deze zin alleen zou ik de beschrijving van de oorlogsperiode door Trix van Bennekom veel en veel tekortdoen. Zij beschrijft hoe Hausdorff ook in de onderduik zijn jodendom trouw bleef beoefenen. Toch sla ik het over omdat ik het vooral aan de lezer van Halte Hausdorff over wil laten er kennis van te nemen. Trix van Bennekom beschrijft ook de gebeurtenissen bij de bredere Hausdorff-familie waardoor ook allerlei andere aspecten van de Sjoa dan onderduik aan de orde komen.
Kopstukken
In 1923 was de toen 21-jarige student geneeskunde David Hausdorff aanwezig bij de eerste Keneisio Gedoulo, de eerste wereldconferentie van de strikt-orthodoxe Agoedat Israel-beweging. Hausdorff zou later tientallen jaren de drijvende kracht van de Agoedas Jisroeil zijn in Nederland. Op die conferentie ontmoette hij de grootste rabbijnen en chassidische leiders: Rabbi Mayer Schapira (de initiatiefnemer van het dagelijks bestuderen van één blad Talmoed, de Daf Yomi), de Gerrer Rebbe (Imre Emmet), de belangrijkste Chassidische leider, en de Chafets Chaim (Mishna Beroera), de belangrijkste Halachische beslisser. Het moet een ongekende ervaring voor Hausdorff zijn geweest. Vijftig jaar later, begin jaren ’70, had Rotterdam in de persoon van Daniel Kahn een opvolger uitgekozen voor Levie Vorst die als opperrabbijn met pensioen ging. Het bleek een faliekante miskleun en het bestuur van de Joodse Gemeente besloot: Kahn moest weg. Maar Kahn wist drie rabbinale kopstukken bereid te krijgen om de Rotterdamse bestuursvoorzitter tot de orde te roepen: Rav Elazer Menachem Man Schach, Rabbi Moshe Feinstein en de Britse opperrabbijn dr. Immanuel Jakobovits. Schach was de onbetwiste leider van het Litouwse Jodendom in Israel, Feinstein uit New York was de belangrijkste rabbinale posek (decisor) van zijn generatie. Jakobovits was de opperrabbijn van het meest met Nederland verwante grote Jodendom, het Britse Jodendom. Grotere kopstukken had Kahn niet voor zich kunnen winnen. Niettemin, de man die als jonkie in het gezelschap was van Rabbi Mayer Schapira, de Gerrer Rebbe en de Chafets Chaim ging niet door de knieën voor Schach, Feinstein en Jakobovits die qua postuur hun opvolgers waren.
De eenheid van de kehilla
Wat de werkelijke motieven van Hausdorff zijn geweest om Kahn de laan uit te sturen en niet aan de druk van deze rabbinale giganten toe te geven, blijft ook in Halte Hausdorff onbeantwoord. Er moet een spreekwoordelijke druppel zijn geweest die voor Hausdorff en de zijnen de reden was om zonder meer het contract met de opperrabbijn niet te willen verlengen. Nauwkeurig als Van Bennekom is, heeft zij zich niet aan speculaties gewaagd maar houdt zij het erbij dat Hausdorff aan de rabbinale grootheden had geantwoord dat er geen andere optie was dan het niet-verlengen van het contract om de eenheid van de kehilla niet op het spel te zetten. In antwoord op de brief van Rabbi Moshe Feinstein antwoordde Hausdorff: “Wij kunnen u verzekeren dat pas na verscheidene lange en intensieve besprekingen, het belang van de kehilla noopte de raad zulks te doen; de raad besloot het contract niet te verlengen. Het uiteenvallen van de kehilla ter wille van Rav Kahn was voor ons niet acceptabel.” Niet de oorzaak maar het mogelijke gevolg, ‘het uiteenvallen van de kehilla’, is wat Hausdorff bereid is geweest te onthullen.
Wat Van Bennekom doet is te putten uit de schriftelijke bronnen die haar ter beschikking staan. Hausdorff trotseerde de rabbinale grootheden om zijn kehilla in stand te houden. Kennelijk was zijn verknochtheid aan de Joodse Gemeente Rotterdam, waar hij en zijn vader Saul Hausdorff hun beste krachten aan hadden gegeven dermate groot, dat hij voor de eenheid van de Kehilla koos in plaats van voor het volgen van de rabbinale stem. Een keuze die misschien wel iets laat zien van waar Hausdorff werkelijk voor stond, namelijk de bereidheid om als het er echt op aankomt niet te kiezen voor zijn eigen vroomheid maar voor de Klal Jisrael – de eenheid van het Joodse volk, in dit geval het Joodse volk samenkomend in de Joodse Gemeente Rotterdam.
Hausdorff was niet de enige Agoedist die bestuursvoorzitter van een Joodse Gemeente was, en dat decennialang. In Den Haag was het Izak Zadoks, in Utrecht was het mr. Alex de Haas en in Amsterdam was het Jacob (Jaap) Parsser. De vier grootste Joodse gemeenten hadden na de oorlog langdurig Agoedistische bestuursvoorzitters. Net als Hausdorff leidden zij – zelf zeer religieus levend – een Joodse Gemeente waarvan de meerderheid van de leden een andere, veel vrijzinniger inhoud gaf aan hun Jodendom. Het roept tegelijk de vraag op met wie Hausdorff in eigen ideologische kring heeft overlegd over wat te doen met de rabbinale druk uit Israel, de VS en Groot-Brittannië. Met De Haas? Met Zadoks? Of vond hij nog een enkele gelijkgestemde in Rotterdam zelf, het laatste lijkt nauwelijks voorstelbaar.
In ieder geval zou het fenomeen van de Agoedistische bestuursvoorzitters die vanaf 1945 decennia lang Joodse Gemeenten in Den Haag, Rotterdam en Utrecht en in mindere mate Amsterdam leidden, Joodse Gemeenten die qua signatuur zeker niet volledig voldeden aan hun eigen ideologische levensstijl, een interessant object van studie zijn.
Stempel
In navolging van Mozes Heiman (Max) Gans, de auteur van het Memorboek, schreef Hausdorff het boek Jizkor. Waar het Memorboek een platenatlas met tekst is over het Nederlandse Jodendom, is Jizkor dat over het Rotterdamse Jodendom. Alleen, één persoon, bleef erin volkomen onderbelicht. Dat was de auteur zelf, David Hausdorff. Net als Mozes alleen terloops op één plek in de Haggada voorkomt omdat een pasoek (zin) wordt geciteerd waarin zijn naam staat, zo is David Hausdorff in Jizkor ook op één foto te vinden omdat het een van de weinige groepsfoto’s is van de naoorlogse Rotterdamse kerkeraad. Terwijl Hausdorff als geen ander een stempel heeft gedrukt op het Rotterdams-Joodse leven, vanaf zijn deelname aan en verslag over de eerste Keneisio Gedouloh in 1923 tot zijn vertrek uit Rotterdam in 1979. Bijna zestig jaar. Trix van Bennekom heeft met haar Halte Hausdorff aan dat hiaat invulling gegeven. Halte Hausdorff is natuurlijk meer dan dat. Halte Hausdorff is een onmisbaar boek voor wie wil begrijpen wat het Nederlands Jodendom zo speciaal maakte.
Trix van Bennekom, Halte Hausdorff, het leven van David Hausdorff, Jood, huisarts en Rotterdammer, biografie, uitgeverij Rashkov, ISBN 9789083320434, € 34,95
Bekijk de boektrailer