RubenVis

Ruben Vis

Bensjen met Hannah Goslar (1928-2022), de vriendin van Anne Frank

Hannah Elisabeth Pick-Goslar, de beste vriendin van Anne Frank, overleed op vrijdag 28 oktober 2022 in Jeruzalem. Ze werd 93 jaar. Hannah Goslar werd in Duitsland geboren. Met haar ouders vluchtte ze na de nazi-machtsovername in 1933 vanuit Berlijn naar Nederland, waar zij naast de familie Frank aan het Merwedeplein in de Amsterdamse Rivierenbuurt kwamen wonen. Anne en Hannah gingen samen naar school. Anne Frank noemt Hannah Goslar in haar dagboek ‘Hanneli’. De meisjes kwamen elkaar weer tegen in Bergen-Belsen kort voor Anne stierf. Na de oorlog emigreerde Hannah naar toenmalig Brits mandaatgebied Palestina. Als ‘beste vriendin van Anne Frank’ genoot Goslar grote bekendheid. Minder bekend is dat zij een belangrijke bron is geweest voor een heel ander onderwerp: de seizoensmelodieën voor Sjier Hama’alot, de psalm die op sjabbat voorafgaand aan het bensjen, het dankgebed na de maaltijd, wordt gezongen.

Ruben Vis

In 2006 deed Dr. Naomi Cohn Zentner een onderzoek naar de verschillende melodieën voor Sjier Hama’alot zoals die bekend waren in de Duits-Joodse traditie. Een dergelijke caleidoscoop aan melodieën voor Sjier Hama’alot bestaat ook in de Nederlandse traditie en de overeenkomsten tussen beide zijn groot. Cohn Zentner richtte zich in haar onderzoek op de Duitse Sjier Hama’alot-traditie en interviewde daarvoor Hannah Pick-Goslar. Naomi Cohn Zentner doceert ethnomusicologie aan de Bar Ilan universiteit in Ramat Gan, Israel. In haar artikel “Resounding Ritual Time and Place: Psalm 126 in the German-Jewish Tradition” (Hebrew Studies, Volume 60, 2019, pp. 223-254, 2019) beschrijft Cohn Zentner een voorval uit het interview met Hannah Goslar.

Naomi Cohn Zentner:

Het is 2006 en ik interview Hannah, geboren in Duitsland in de jaren 1920, in haar huis in Jeruzalem. Ze vertelt mij over de gewoonte van het zingen van Psalm 126,  Sjier Hama’alot op verschillende melodieën op verschillende feestdagen, zoals dat het geval was in het huis van haar ouders in Berlijn [Cohn Zentner en Goslar-Pick maken hier dus geen verwijzing naar of en hoelang dit is voortgezet in Amsterdam tot deportatie in juni 1943 -rv]:

Hannah Pick-Goslar:

Elke feestdag had zijn eigen melodie [voor Sjier Hama’alot] maar ik kan me nooit de melodie voor Sjavoe’ot herinneren. Ken je die melodie? Heb je een Jekke [term voor Duitse immigranten] gevraagd? Op Soekot was het de Schüttelniggen [Schüttln = schuden, niggen = melodie]… Dat was geen probleem omdat we vroeger [Goslar met haar man Pick in Jeruzalem] in de soeka zaten en de buren boven, die ook uit Duitsland kwamen, aten de feestmaaltijd op hetzelfde moment. Dus wanneer zij begonnen met bensjen dan gingen wij ermee door. Dat was op Soekot maar op Sjavoeot hadden we geen Soeka. Op Pesach was de melodie… [ze neuriet de melodie] maar ik vergat dus de Sjavoe’ot-melodie. Ken jij hem? Elk jaar word ik boos op mezelf omdat ik dat deuntje ben vergeten.

Naomi Cohn Zentner:

Terwijl Hannah de gewoonte van haar familie beschrijft om specifieke Jomtov-dagen te koppelen aan hun muzikale betekenaars, horen we ook haar hedendaagse frustratie over haar moeite om seizoensgebonden deuntjes te herinneren, die ooit zo’n betekenisvol onderdeel van de feestelijke sfeer waren geweest.

TIJDLIJN

In het hierboven geciteerde interviewfragment herinnert Hannah aan drie punten op de tijdlijn van de Duitse Joden: ten eerste de cyclische tijd van de Pesach, Soekot (Loofhuttenfeest) en Sjavoeot (Wekenfeest) feesten; ten tweede, de periode van het vooroorlogse Berlijn en haar familieherinneringen daar; en ten slotte het Jeruzalem van na de Holocaust, waar zij en haar in Duitsland geboren echtgenoot probeerden zich de melodieën van hun voorouderlijke huizen te herinneren, die in de Holocaust waren verwoest. Het zingen van Sjier Hama’alot in Israël door in Duitsland geboren Joden, is een individuele daad die is ingekaderd in het collectieve geheugen van een gemeenschap, nu verspreid, die degenen die zingen verbindt met plaatsen en mensen die er niet meer zijn. Deze herdenkingsdaad vindt plaats op twee niveaus, zowel in de muzikale traditie van de familie als in de tekst. Deze wekelijkse praktijk van dit familiegebruik is een maniufestatie van Joodse continuïteit ondanks zoveel omzwervingen, wat prachtig samenvalt met de inhoud van Psalm 126 die verwijst naar een droom van continuïteit en verlossing ondanks ballingschap en verstrooiing.

Psalm 126 is waarschijnlijk in de achttiende eeuw aan het begin van het bensjen toegevoegd. Het zingen van liederen aan de sjabbattafel was al een integraal onderdeel van de sjabbatcultuur in Duits-Joodse huizen sinds de middeleeuwen. Hoewel niet geschreven in een poëtische vorm, verdelen de zes verzen zich netjes in acht regels poëtische tekst. Het opnemen van deze Psalm die zich door zijn indeling makkelijk leent om gezongen te worden, werd dan ook snel populair en in overeenstemming met de bestaande praktijk van huiselijke eredienst.

Overigens werd in sommige vooroorlogse Duits-Joodse huizen de melodie van “Hatikvah” elke sjabbat gebruikt om er Sjier Hama’alot op te zingen, als een teken van de identificatie van de familie met het zionisme. Dit was het geval in de familie van Hannah Pick-Goslar. Haar vader Hans Goslar was, nog in Duitsland waar hij voor het Pruisische ministerie van Buitenlandse Zaken had gewerkt, een gekozen afgevaardigde geweest naar het World Zionist Congress. Na de oprichting van de staat Israel in 1948 werd psalm 126 voorgesteld om het “Hatikvah” te vervangen als het volkslied, maar dit voorstel werd afgewezen.

HEILIGE TIJDSPERIODE

De 19-20e eeuwse musicoloog Abraham Zvi Idelsohn is van oordeel dat het seizoensgebonden muzikale systeem, waartoe ook de melodieën voor Sjier Hama’alot voor iedere feestdag behoren, werd geformuleerd onder de rabbijnse veronderstelling dat een muzikale modus of motief een heilige tijdsperiode kon uitdrukken. Idelsohn: “Om religieuze redenen werd door Asjkenazische rabbijnen de opvatting ontwikkeld de betekenis van elke heilige dag uit te drukken door onderscheidende melodieën en om speciale melodieën aan elke gelegenheid te koppelen om zo de onderscheidende sfeer voor die dag te creëren.” Dit is duidelijk een verwijzing naar de geschriften van Rabbi Jacob Moellin van Worms (bekend als de Maharil, 1365-1427), die de meest gezaghebbende bron van zijn tijd was over de gebruiken van de Asjkenazische gemeenschap. In het boek Sefer Minhage Maharil gaat hij in op zowel het algemene noesach-systeem [de redactie van de gebeden] als het duidelijk gedefinieerde systeem van tijdgerelateerde melodieën toe te passen op de gebedsteksten in de synagoge. De Maharil benadrukt sterk om deze muzikale gebruiken hoog te houden.

ISRAEL

Het Duits-Joodse systeem van melodieën die de seizoenen aanduiden lijkt vandaag de dag grotendeels uitgestorven. Als een onderliggend mechanisme is de gewoonte van seizoensmelodieën in Israël niettemin nog steeds levend in sommige religieuze families, zoals te zien is met de melodie gezongen tijdens de maand Elloel. In Israel wordt gedurende gehele maand Elloel in de ochtendgebedsdiensten op religieuze staatsscholen de Sefardische Selichot-pioet Adon Haselichot gezongen op een vaste melodie. Hoewel deze piyyut (gedicht) geen deel uitmaakt van de Asjkenazische canon van selichot-gebeden, is het een integraal onderdeel geworden van de mainstream Israëlische soundscape in de tijd van de Hoge Feestdagen en dient het dus als een nieuw opgerichte Israëlische seizoensmelodie. Onder de in Israël geboren generatie is een nieuwe traditie ontstaan, nl. om tijdens de maand Elloel bij de sjabbatmaaltijden Sjier Hama’alot op deze Adon Haselichot-melodie te zingen. Op deze manier wordt de West-Europese methode voortgezet van het toe-eigenen van seizoensmelodieën voor Sjier Hama’alot, zij het niet met een Duits-Joodse melodie, maar met een Joodse melodie uit het Midden-Oosten. Evenzo wordt de melodie van Israëls volkslied “Hatikvah” (De Hoop) door veel Israëlische families rond de tijd van de Israëlische Onafhankelijkheidsdag als een seizoensgebonden melodie voor Sjier Hama’alot gezongen. Deze voorbeelden lijken aan te tonen dat de behoefte om thuis de seizoenen muzikaal te markeren nog steeds wordt voortgezet.