Vandaag hebben we de deur van het Joods Cultureel Centrum achter ons dichtgetrokken, definitief. In 1973 kwam het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap er in, een jaar of twee, drie voordat de Joodse Gemeente Amsterdam haar kantoren er ook naartoe verhuisde. Vijftig jaar verder trekken we eruit. Het NIK was huurder. De Joodse Gemeente Amsterdam heeft het gebouw verkocht. Tijd voor een terugblik.
Ruben Vis, 19 maart 2024
De Vrije Gemeente
Het gebouw dat we kennen als het Joods Cultureel Centrum werd in 1967 opgeleverd als gebouw van de Vrije Gemeente. Zo stond het op de gevel, op de witte bakstenen muur onder de luifel van wat ooit de hoofdingang van het gebouw was. De Vrije Gemeente was een betrekkelijk klein uiterst vrijzinnige protestantse kerkelijke vereniging die vooral bekendheid kreeg omdat in het vorige kerkgebouw, aan de Weteringschans, vlak naast het Leidseplein, de poptempel Paradiso kwam nadat de kerk naar Buitenveldert was verhuisd.
De Vrije Gemeente werd in 1877 bewust opgericht als een vereniging, niet als kerkgenootschap. Binnen de Vrije Gemeente schikte men zich niet naar vaste geloofsstellingen en kerkelijke dogma’s. Het gebouw aan de Weteringsschans was met 1500 plaatsen van meet af aan te groot. Dus werd het gebouw dat nog wel kerkelijke elementen had, verkocht en met de opbrengst werd besloten om in Buitenveldert een nieuw gebouw neer te zetten met een grote zaal waar zo’n 400 mensen konden zitten. Het bleek een complete mislukking. De bouwkosten bedroegen twee miljoen gulden. De Joodse Gemeente kocht het in 1970 voor 1,5 miljoen gulden. De terugschaling was voor de Vrije Gemeente nog niet rigoureus genoeg. Het aantal deelnemers bleef dalen, er kwamen onvoldoende mensen naar de destijds nog excentrisch gelegen plek. Na drie jaar moest de Vrije Gemeente ook dit pand weer van de hand doen. In 2018 bestond de Vrije Gemeente nog steeds, onder een aangepaste naam (VG Amsterdam), maar zonder eigen gebouw. Men kwam bijeen in gehuurde zaaltjes voor zondagslezingen, leesgroepen en meditaties waarvan nog eens een derde van de beoogde bijeenkomsten niet doorging. In 2024 is er niet veel meer over van de Vrije Gemeente, alleen een fonds onder de naam VG Amsterdam.
Wenteltrap
Oorspronkelijk bestond het gebouw uit een grote kerk- of toneelzaal en een grote hal voor de koffie na de kerk. De langwerpige zaal achter de grote zaal was van meet af aan de bibliotheek. Eerst stonden er 6000 boeken van de Vrije Gemeente, later stonden er kasten met de bibliotheek van het Beth Hamidrasch Ets Chaim totdat die naar de bibliotheek van de jesjiva in Alon Shvut ging. Daar worden de Amsterdamse boeken nog steeds in een eigen kamer met zorg beheerd.
Via een open wenteltrap werd een L-vormige galerij bereikt waarvan een aantal kamers door heel grote ramen, bijna van vloer tot plafond, uitzicht boden op het straatje Weldam en er waren twee kamers die uitkijken op de Van der Boechorststraat. Een van de kamers was de bestuurskamer van de kerkgemeenschap. De grote zaal werd van de hal en de daarvoor liggende vijver met fontein gescheiden door een ramenwand waarin op twee plaatsen brede dubbele deuren zaten om de kerkgangers tegelijkertijd de zaal in te laten gaan of er weer uit te gaan. De wenteltrap liep ook naar beneden waar een zaal was voor jeugdactiviteiten.
Rietveld
Het ontwerp van het gebouw is van Gerrit Rietveld. In ongeveer dezelfde tijd ontwierp hij de naar hem vernoemde Rietveld academie die 1 kilometer noordelijker dan het Buitenveldertse kerkgebouw is gesitueerd, en de Hoeksteen-kerk in Uithoorn. De gelijkenis is duidelijk te zien. Zo heeft bij alle drie de gebouwen de toegang een luifel. In de verder gesloten gevel van de Uithoornse kerk is een aantal in verhouding tot de wand kleine ramen geplaatst, net als de ramen aan de Van der Boechorststraat-zijde van het Joods Cultureel Centrum. En er is een uit glazen ramen bestaande uitstekende wand. Rietveld overleed in 1964 en heeft de oplevering van de drie gebouwen dus niet meer meegemaakt.
Rietveld, beroemd architect, dacht niet heel praktisch. Lastig te openen ramen, waardoor het moeilijk ventileren was. Stalen kozijnen waardoor het niet lukte om dubbele beglazing erin te zetten. De hemelwaterafvoer gebeurt niet door een regenpijp langs het gebouw maar de pijpen zijn verwerkt in de gevel. Ontstoppen is dan een behoorlijk moeilijke opgave.
Zijn kantoorgenoot Van Tricht werd betrokken bij de meest ingrijpende verbouwing die de Joodse Gemeente doorvoerde. Dit gebeurde in 1975 en was bedoeld om twee functies aan het gebouw toe te voegen. De toneel- tevens kerkzaal werd op twee manieren gesplitst. Door het plafond te verlagen ontstond er een etage boven de kerkzaal. Daar werden de kantoren van de Joodse Gemeente gerealiseerd. Wie daar iets te doen had, moest een onuitnodigend hoge trap bestijgen. Verder werd er een wand in de zaal geplaatst waarachter de sjoel opnieuw werd ingericht met een aangebracht vrouwenbalkon. De verbouwing werd afgerond met een officiële opening in aanwezigheid van burgemeester Ivo Samkalden. De zaal werd op dat moment vernoemd naar dr. Ernst Isidor die de bestuursvoorzitter was toen het gebouw werd aangekocht. Het lijkt erop dat de koop een buitenkansje was en dat het aan Isidor moet worden toegeschreven dat deze kans zich voordeed en genomen werd.
De sjoel werd ingewijd in een dienst waarin chazzan Hans Bloemendal voorging met een gelegenheidskoor. Opperrabbijn Meir Just, rabbijn Hans Rodrigues Pereira en Bestuursvoorzitter Jacob Parser droegen de Torarollen die zij in het Aron Hakodesj plaatsten. Op foto’s ervan is te zien dat de drie officianten gekleed gingen in toga met bef en een baret droegen. Het parochet was door de dames van de sjoel vervaardigd. Pereira was van meet af aan tot zijn vertrek bij de NIHS de rabbijn met standplaats sjoel Buitenveldert. Het idee leefde dat er choepot in de sjoel zouden worden gesloten en men daarna in de grote zaal de receptie zou gaan houden. Daar is het nooit van gekomen. Choepot in sjoel Buitenveldert bleven uitzondering, huwelijksrecepties werden wel in de zaal gehouden.
Intensief gebruikt
Het gebouw was ontworpen zonder enige kerkelijk herkenbaar element zodat de Joodse Gemeente er zonder veel moeite in kon. Het onpersoonlijke ruimtelijk ontwerp van de wijk Buitenveldert kenmerkte ook het Rietveld-gebouw. Een verbouwing eind jaren ’90 van de hal, de kelderzaal en de NIHS-kantoren heeft de sfeer enigszins verbeterd. Sindsdien zijn de kantoren van het NIK nog ingrijpend verbouwd maar heel veel meer is er daarna niet meer aan het pand gedaan.
Het Joods Cultureel Centrum werd intensief gebruikt. Talloos zijn de activiteiten die er plaatsvonden. Opmerkelijk is dat de Vrije Gemeente na de verkoop nog een jaar of drie de gelegenheid had om op zondagochtend er kerkdiensten te houden. Er waren ook nog jarenlang Sinterklaasfeesten van een bedrijf dat jaarlijks de grote zaal er voor huurde. Bij verhuur voor niet-Joodse activiteiten stond er een bordje dat ‘deze receptie niet ORT’ was.
Er was een enorm palet aan sociale activiteiten, veelal onder de vlag van Beth Ami, jeugdactiviteiten van Tikwatenoe, cursussen van de Amsterdamse Academie voor Jodendom, lezingen van het Genootschap voor de Joodse Wetenschap, symposia en congressen, disco’s van Dizengoff in de kelder, en natuurlijk vergaderingen, vooral veel vergaderingen, van Kerkbestuur, Kerkeraad, Permanente en Centrale Commissie, algemene vergaderingen van de Zionistenbond en van het 72 leden tellende algemeen bestuur van Joods Maatschappelijk Werk, solidariteitsbijeenkomsten met Israel, concerten, koffieochtenden door de week, culturele activiteiten op zondagmiddagen, religieuze bijeenkomsten, allerlei sjioeriem, de Jewish Identity Day, feesten voor jong en oud op Chanoeka en Poerim, op Jom Ha’atsma’oet, in de Soeka die op het parkeerterrein stond, leernachten op Sjavoe’ot en Hakafot Sjeniot uitgaande Simchat Tora. De aard van de bijeenkomsten is niet compleet op te sommen. Maar de recepties vanwege choepot en andere heuglijke gebeurtenissen zijn zeker het vermelden waard, net als de kiddoesjiem vanwege bar- en bat mitswot en de uitreiking aan minister-president Jan-Peter Balkenende van een boek over degenen die een Yad Vashem onderscheiding hebben gekregen. De laatste grote activiteit was de solidariteitsbijeenkomst daags na de bloedige aanval op Israel vanuit Gaza toen het JCC uitpuilend vol was. Het was niet de eerste keer dat het JCC voor dit doel volstroomde. Zo was de sjoel net zo uitpuilend vol voor een extra Jom Kippoer Katan-dienst in de Irak-oorlog toen Israel met raketten vanuit Irak werd beschoten.
Vlaggen
Op het dak, een van de daken, staat niet één vlaggenmast, er staan er twee. Voor de Nederlandse vlag en de Israelische. Al een aantal jaar wapperen de vlaggen niet meer. Niet op Koningsdag, 4 mei, 5 mei en de Nederlandse en Israelische niet meer op Jom Ha’atsma’oet. Het stak me keer op keer dat dit niet gebeurde. Maar ja, het NIK is maar een eenvoudige huurder, dacht ik dan. In 2014 bestond het NIK tweehonderd jaar. Ik besloot om het officiële wapen weer te gaan gebruiken. Op een van de grote ramen van mijn kantoor, precies boven de ingang van het gebouw, werd het NIK-wapen op transparant folie geplakt. Toen er een nieuwe veiligheidsronde kwam en al het glas van beschermende folie werd voorzien, moest het wapen weer van de ramen. Een aantal jaren lang haalde ik een grote koperen Chanoekia uit het Joods museum om precies voor dat raam aan te steken op de dagen van Chanoeka.
Veiligheidsmaatregelen
Vijftig jaar Joods Cultureel Centrum is ook vijftig jaar Joods leven met beveiliging. De eerste ernstige terreuraanvallen tegen Israel en Joden in Europa werden gepleegd ongeveer in dezelfde periode dat het JCC werd geopend. En dus kwamen daar de eerste veiligheidsmaatregelen. De ingang van het JCC werd verplaatst naar de zijkant van het gebouw. Er zouden nog vele maatregelen volgen. Niet-Joodse gasten die ik op kantoor ontving waren steevast diep onder de indruk van de veiligheidsmaatregelen. Die zijn in de loop der jaren steeds ingrijpender geworden, terwijl we periodes hebben gekend dat er zichtbare, statische politiebeveiliging voor de deur van het Joods Cultureel Centrum stond.
Ik hoop voor de buren dat met ons vertrek de genomen veiligheidsmaatregelen in de openbare ruimte ook weer worden verwijderd. Tot die buren behoorde eertijds Joop den Uyl met zijn gezin. Zij woonden in de bungalow waarvan de voordeur zich recht tegenover het JCC bevindt. Den Uyl was wethouder Grondzaken in Amsterdam, fractievoorzitter van de PvdA in de Tweede Kamer en minister-president in de tijd dat de Joodse Gemeente het gebouw verwierf. In politiek Den Haag werd Den Uyl wel de doctorandus uit Buitenveldert genoemd. Die doctorandus woonde recht tegenover het JCC.
Bewoners
De eerste ‘bewoners’ van het gebouw waren de NIK-secretaris Joop Sanders, Hans Polak, de secretaris van de Joodse Gemeente, conciërge Jan de Roo, een echte Jordanees, die met zijn vrouw en dochter in de dienstwoning woonde, technische man Jos Kuykhoven die een paar jaar na zijn pensioen is overleden door Corona, en de onlangs overleden Eddy Maarsen, de secretaris van het Opperrabbinaat. Polak was naast secretaris ook directeur van het Joods Cultureel Centrum om alle activiteiten die daar plaatsvonden te managen. Kuykhoven, waarschijnlijk in opdracht van Polak, heeft iedere mogelijkheid benut om opslagruimten in het gebouw te creëren. Het tientallen meters brede toneel werd door hem minder diep gemaakt door het in tweeën te splitsen. Achter een wand ontstond zo een enorm magazijn. Naast het toneel is een magazijn en de kleedkamers voor de artiesten werden ook … magazijn. Toen de kelderzaal werd verbouwd kwamen er langs de wanden ook weer magazijnruimten. De hal werd verkleind door er de showroom van Jad Achat in te maken. Jenny Brilleslijper en later Orna Rady verkochten er Joodse spulletjes. Educatieve materialen werden uitgeleend om te gebruiken in de Joodse les, op Joodse maar ook op niet-Joodse scholen. Op het parkeerterrein stond een aanhangwagen van Jad Achat om ermee het land in te trekken.
Kokendheet
Onder de religieuze activiteiten valt ook het kasjeren voor Pesach, waarvoor water in een enorme pan op een gasbrander kokendheet werd gehouden en jongens die voor hun Niesanvakantie terug waren van hun Jesjiva je bestek erin onderdompelden. Een half jaar later stonden hun broertjes de Loelaviem te binden en te verkopen. Ze werden door mij steevast aangesproken als Rebbe Binder.
De oudere mannen van de Jesjivat Pensionarim kwamen trouw twee keer in de week om er hun sjioerimprogramma te volgen. Tot op het laatst kwamen de dames van de naaichewre in het JCC de Tachrichien naaien. Een van de meest verstandige aanpassingen aan het gebouw heb ik altijd de vestiging van het touwelmikwe gevonden. Dat is nog eens praktisch. Minder bekend, en dat is maar goed ook, is het feit dat er heel vaak, te vaak, Gittin (Joodse echtscheidingen) werden voltrokken.
“Opdat je je zult verheugen in Mijn gebedshuis”
Buurtsjoel
Veel herinneringen zijn er aan de sjoel die vanaf september 1970 als buurtsjoel in het gebouw een plek had. De tekst die boven de sjoeldeuren werd aangebracht uit Jesaja 55:7 betekent: “Opdat je je zult verheugen in Mijn gebedshuis.” Opmerkelijk genoeg is het een deel van een langere zin waarvan juist een ander deel uit die zin vaak aan de gevel van een sjoel is te zien, nl. [in vertaling] “Want Mijn huis zal een gebedshuis zijn voor alle volkeren.” De keuze voor dit zinsdeel is zo niet gemaakt door opperrabbijn Schuster dan is deze wel door hem goedgekeurd. Dit was nog in 1965 bij de oplevering van de sjoel in een bedrijfsruimte aan Marquette.
Bij vlagen was het gemoedelijk en eensgezind in sjoel Buitenveldert. Vooral in de beginjaren was er een grote aantrekkingskracht waardoor het vol was op de feestdagen. Het was een echte eenheidssjoel. In zijn nabeschouwing zegt Jair Eisenmann: “De eerste dertig jaar was het over het algemeen een warme sjoel en ja, er waren er wel eens relletjes, maar als pubers vonden we dat prachtig. De laatste twintig jaar kwam de klad er in. De sjoel werd steeds minder populair en men vond het wel goed. De diversiteit werd steeds kleiner.” Niet alleen was de sjoel een eenheidssjoel, het gebouw stond ook voor het ideaal van de eenheidsgemeente. Alle denkbare activiteiten vonden er plaats. Van de ontvangst van de chassidische Kaliwer Rebbe en twee conferenties van de Europese Rabbijnenconferentie (CER) tot callanetics gym voor vrouwen en Dizengoff disco. De zekerheid dat een bijeenkomst van Joodse signatuur altijd in het JCC zou kunnen worden gehouden, is vanaf nu voorbij. Anderzijds is de intensiteit van de bijeenkomsten in het JCC fors teruggelopen.
Weelde
Vanaf midden ‘90er jaren kwam ik naar de JCC Sjoel. Mijn oom Leonard Vis behoorde tot de eerste sjoelbezoekers toen hij tussen 1968 en 1974 met zijn vrouw op de hoogste verdieping van de witte torenflat op Teilingen woonde. Sommige sjoelbezoekers kende hem nog, evenals mijn grootvader Mourits Vis. Mijn opa en oma woonden precies tussen de Obrechtsjoel en sjoel Buitenveldert in. Ik denk dat mijn opa liever naar Buitenveldert ging op sjabbatmorgen dan naar de toch wel lege Obrechtsjoel. Misschien riepen de lege plekken daar ook herinneringen op aan voor de oorlog toen hij in september 1929, dus ruim een jaar na de opening van de sjoel zijn gezin stichtte en tot in de oorlog in hun woning in de Richard Holstraat woonde. Die straat verbindt het Obrechtplein met de Reijnier Vinkeleskade.
Een weelde was dat sjoel Buitenveldert bijna gedurende zijn hele bestaan mensen met capaciteiten had die konden voorgaan, lajenen, droosjes houden en sjioerim konden geven, waardoor het in dat opzicht een zelfvoorzienende sjoelgemeenschap is geweest. In dit verband mag zeker de naam van Eli Bialoglowski hier niet onvermeld blijven. Hij was veruit de langste tijd van het bestaan van de sjoel degene waar de sjoel op kon rekenen om als ba’al kore steeds op vaardige en deskundige wijze de parasja te lajenen en week in week uit moessarrijke divree Tora-beschouwingen te houden op sjabbatmiddag tussen mincha en arvit.
Tussen 2004 en 2014 was ik een van de gabba’iem. Geen gemakkelijke taak want net zoals Nederland 17 miljoen bondscoaches heeft, had de JCC sjoel ik weet niet hoeveel gabba’iem, mannelijke en vrouwelijke. Soms introduceerde ik kleine innovaties, zoals een sjabbat waarop de destijds vermiste Israelische soldaten centraal stonden. Op Sjavoe’ot spande ik boven het Almemmor een boog van PVC-buis die ik had versierd met bloemen. Vanuit mijn ervaring uit Rotterdam bracht ik de leeravond van Sjavoe’ot mee die begon na mincha en niet pas na middernacht. Deze traditie die vóór Rotterdam uit Sjoel West bleek te komen, is door AMOS voortgezet.
Hoogtepunten
Het bezoek van de Britse opperrabbijn Jonathan Sacks in 2009 op de enige sjabbat dat hij in Amsterdam is geweest, vormde het hoogtepunt in het bestaan van de sjoel. Ook de sjabbat met zijn opvolger, Ephraim Mirvis, in 2016 behoort tot de hoogtepunten in het bestaan van de sjoel. De sjoel heette Sjoel Buitenveldert. Er ontstonden meer sjoels in Buitenveldert zodat ik toen ik gabbai van de sjoel was de term JCC Sjoel Buitenveldert heb geïntroduceerd. Zo bleef het tot de sluiting heten. De door mij geïntroduceerde blauwe en bordeauxrode kleurstelling in de naam was afgeleid van de twee kleuren waarin de sjoelbanken sinds een opknapbeurt in het begin van de 90-er jaren zijn uitgevoerd. Al die tijd werd de Minhag Amsterdam in de sjoel hoog in het vaandel gehouden. Wie wat minder thuis was in sjoel of in al die typische regeltjes had er wat minder mee. De fans van pioetim keken reikhalzend uit naar Sjnee Zetiem op sjabbat Chanoeka of de moesaf-invoegingen op sjabbat Sjekaliem. Uit Rotterdam komend waar maar één sjoel was, kwam ik in aanraking met mensen die hetzij in de Obrecht- hetzij in de Lekstraatsjoel waren opgegroeid en daarvandaan een net van elkaar onderscheidend gebruik mee wilden nemen. Een clash of civilizations maar dan over de vraag of Ledavid Baroech eens per jaar, op de sjabbat voor Selichot, of op de uitgaande sjabbat voor iedere Jomtov op de van de reguliere melodie afwijkende nigoen wordt gezongen.
De Britse opperrabbijn Ephraim Mirvis in JCC Sjoel Buitenveldert, 2016
Onspelbaar
Waar we in ieder geval van af zijn is die onspelbare straatnaam Van der Boechorststraat, met die voor buitenlanders harde Hollandse ch-, t- en s-klanken. De straatnaam werd vaak met een k in plaats van met ch uitgesproken of de dubbele ‘tsts’ werd gehalveerd en daardoor verkeerd gespeld. Op hoeveel uitnodigingskaarten voor bar- en bat-mitswot of choepa-recepties werden de gasten niet naar de ‘Van der Boekorststraat’ of ‘Van der Boechorstraat’ gevraagd te komen.
Joweljaar
Na vijftig jaar zijn we vertrokken en keert het gebouw terug naar haar oorspronkelijke bestemming, een christelijke kerk. Vijftig jaar is het Joweljaar (Jubeljaar) waarin volgens de Tora eigendom teruggaat naar de oorspronkelijke eigenaar. Toen de Vrije Gemeente definitief vertrok, bleek er nog een NBG-Bijbel in een kast van een van de NIK-kamers te liggen. We hebben hem nooit gebruikt, wel altijd bewaard. Indachtig het na vijftig jaar teruggeven van bezit zoals het in de Tora wordt voorgeschreven, besloot ik er een briefje in te doen en het boek aan de nieuwe eigenaar over te dragen. Ongeveer zoals het ging in de tijd dat het Joweljaar nog in acht werd gehouden. Het leek mij een mooie gedachte dat de Bijbel teruggaat naar de kerk. Daarmee is een tijdperk afgesloten en de cirkel rond gemaakt.