RubenVis

Ruben Vis

Ontbrekende namen op de Joodse Raad-groepsfoto

Er bestaat een vrij bekende foto van de twee voorzitters en de leden van de Joodse Raad. De groepsfoto van de raad, in twee nauwelijks afwijkende versies, is het enige bekende beeld van de Joodse Raad bijeen. Over wie er op de foto staan en wanneer deze is genomen, bestaan verschillende lezingen. De foto kreeg onlangs weer veel aandacht toen de Amsterdamse notaris Arnold van den Bergh op basis van op elkaar gestapelde aannames gerelateerd werd aan de arrestatie van Anne Frank.

De Joodse Raad bestond uit de twee voorzitters, Asscher en Cohen, een dagelijks bestuur en een raad van een kleine twintig personen. Daarnaast waren er medewerkers van de Joodse Raad. Medewerker van de Joodse Raad betekende vrijstelling van deportatie, voor zolang het duurde totdat uiteindelijk ook die Sperre platzte. Er waren 17.000 mensen met zo’n JR-Sperre; dat betrof dan de medewerkers en hun gezinsleden. Bij de Joodse Raad hebben naar schatting tussen de 5.000 en 8.000 mensen gewerkt.

Op de foto zien we twintig mannen waarvan een deel aan de lange zijden en een korte zijde van een tafel zit, en de rest er omheen staat. Een voorzittershamer ligt voor Asscher. Hij leidt de vergadering. Op de tafel ligt een aktetas, een voorzittershamer, wat papieren; vergaderstukken misschien, en er staan twee asbakken. Op de achtergrond een staande kapstok die volledig wordt ingenomen door jassen en hoeden. Aan de wand een neutraal schilderij van een paar zeilschepen.

Onvoldoende

De groepsfoto is afkomstig uit een fotoalbum dat is samengesteld voor de zestigste verjaardag van David Cohen dat het RIOD (thans NIOD) in bezit heeft gekregen. De foto maakt onderdeel uit van een serie gemaakt door fotograaf Johan de Haas die zijn fotostudio had in de Curaçaostraat in De Baarsjes. Hij heeft er ruim twee maanden over gedaan om zijn serie van 116 foto’s over het werk van de Joodse Raad te maken. Zolang, omdat hij voor het uitvoeren van de opdracht een vergunning had gekregen om gebruik te maken van de fiets en het openbaar vervoer. Dat had hij nodig om alle afdelingen van de Joodse Raad waar hij ook foto’s van maakte, af te gaan. De Haas kreeg de opdracht van Jacob Brandon, de man met de pijp op de foto. Brandon werkte bij de afdeling Propaganda en Voorlichting van het stadhuis en was voor de arisering van het ambtenarenkorps vaak opdrachtgever geweest voor De Haas die in Ons Amsterdam werden geplaatst. In Het fatale dilemma van Willy Lindwer en Johannes Houwink ten Cate geeft De Haas een interview. Daarin vertelt hij dat hij in oktober 1942 is benaderd en dat de opdracht ‘zo’n maand of drie’ heeft geduurd.

Het bijschrift van de foto op beeldbankwo2 vermeldt de namen van de geportretteerden maar een aantal ervan wordt aangeduid als onbekend. Wie zijn de mensen die op de foto staan? Anders dan Cohen en Asscher traden ze een stuk minder op de voorgrond. De leden waren in eerste samenstelling binnen 24 uur in februari 1941 bij elkaar geformeerd en van degenen die hun gezichten na de oorlog zouden kunnen herkennen, was een groot gedeelte in de jaren ervoor vermoord. Terwijl de meeste geportretteerden zelf ook de oorlog niet hadden overleefd.

Opperrabbijn

De foto is te vinden in het boek De Joodsche Raad dat Hans Knoop in 1983 schreef. Volgens het bijschrift in het boek van Knoop werd de foto gemaakt ‘na de constituerende vergadering’, in februari 1941 dus. Februari 1941? Van wanneer de foto dateert is te bepalen aan de samenstelling van de groep die we zien. Eén man op deze foto heeft een baard. Het is opperrabbijn Philip Frank. Die was sinds 1937 opperrabbijn van Noord-Holland met uitzondering van Amsterdam. Lodewijk Hartog Sarlouis was de opperrabbijn van Amsterdam en vanaf de instelling ervan lid van de Joodse Raad. Toch ontbreekt Sarlouis op de foto. Op 22 oktober 1942 wordt de opperrabbijn opgepakt, naar Westerbork gestuurd en binnen een week doorgestuurd. Op dezelfde dag wordt ook Meijer ‘Max’ H. Bolle opgepakt met zijn gezin. Hij was werkzaam als secretaris van de Joodse Raad onder algemeen secretaris dr. Abraham van der Laan. Bolle wordt de volgende dag doorgestuurd. Daarmee was vier maanden na het begin van de deportaties voor de leden van de Joodse Raad duidelijk dat het lidmaatschap ervan ook hen geen garantie tot bescherming bood. De plek van opperrabbijn Sarlouis in de Joodse Raad werd ingenomen door zijn ambtgenoot Philip Frank. Op de foto staat Jacob Brandon, die Max Bolle was opgevolgd. Brandon houdt merkwaardig genoeg een pijp in zijn mond.

Siegfried van Lier

Dr. Abraham van der Laan was directeur van het Marktwezen van de gemeente Amsterdam, maar werd net als de andere Joodse ambtenaren in november 1940 ontslagen. Rechts op de foto, enigszins verscholen, zit mr. Siegfried Jacob van Lier, net als Van der Laan gemeenteambtenaar, de hoogste zelfs. Van Lier was sinds 1933 gemeentesecretaris van Amsterdam en werkte toen al meer dan 25 jaar bij de gemeente. Voordat hij gemeentesecretaris werd, bekleedde Van Lier de functie van directeur Algemene Zaken. Meteen bij zijn aantreden kreeg hij met een antisemitische aanval te maken. De R.K. Gooische Post van 21 april 1933 noteerde de woorden van mr. J.B. Bomans, gedeputeerde van Noord-Holland bij een verkiezingsbijeenkomst. Hij zei over Van Lier: “De Joden, die in Amsterdam 10 % der bevolking uitmaken hebben vier van de 6 wethouderszetels en zij kozen nog een Jood als secretaris. Wij katholieken moesten dat eens doen.” Bomans was voor de RKSP, de toenmalige katholieke politieke partij, lid van de gemeenteraad van Haarlem, lid van de Tweede Kamer en daarna van Provinciale Staten en van 1923 tot 1941 Gedeputeerde van de provincie Noord-Holland. De schrijver Godfried Bomans was een zoon van hem. Het leidt tot een polemiek in kranten van verschillende zuilen, Het Volk, De Telegraaf en de Maasbode. Onmiddellijk na zijn installatie als gemeentesecretaris wordt Van Lier in diverse dagbladen ten voorbeeld gesteld van een onrechtvaardigheid. Hij geniet een hoog overheidsinkomen als Amsterdams hoogste gemeenteambtenaar, maar zijn vrouw, is ook op het stadhuis werkzaam als chef bij de afdeling Volkshuisvesting. Het is crisistijd en de heersende opvatting is dat arbeidsplaatsen bij de overheid verdeeld moeten worden zodat niet het ene gezin twee inkomens heeft en het andere gezin geen inkomen.

Volgens Knoop was de waarnemend gemeentesecretaris in februari 1941 bij de bespreking met Beauftragter Böhmcker die opdracht gaf tot vorming van de Joodse Raad. Mr. J.F. Franken was in januari 1941 in de plaats van Van Lier waarnemend gemeentesecretaris en werd in maart door de oorlogsburgemeester Voute als gemeentesecretaris benoemd. Franken was de enige niet-Jood die door Böhmcker bij die bespreking was gevraagd. Lou de Jong meldt dat Van Lier in de zomer van ’43 net als Abraham Krouwer uit de Raad verdween doordat van Duitse kant aangenomen was dat zij geen Volljuden waren. Van Lier was getrouwd met een niet-Joodse vrouw. De aantekening van zijn Joodse geloof is op enig moment in het Bevolkingsregister doorgestreept en er staat daarna achter zijn naam: geen geloof. Het betekende overigens niet dat Van Lier terug kon keren bij de gemeente Amsterdam in zijn oude functie, dat gebeurde pas na de bevrijding. Voor de oorlog, in 1939, treedt Van Lier naar voren om fondsen te werven voor de Joodse Invalide. In 1937 leent hij zijn naam aan een erecomité voor het houden van een aubade in de Jodenhoek op het Jonas Daniel Meijerplein bij het bezoek van prinses Juliana en prins Bernhard aan Amsterdam.

De laatste genotuleerde B&W-vergadering in de oorlog was op 9 maart 1945. Op 9 mei 1945 vergadert B&W voor het eerst na de bevrijding. De oorlogsburgemeester Voute en de wethouders zijn vervangen. Van Lier is inmiddels al 68 maar is er weer bij. Eigenlijk was Van Lier dus de pensioengrens al gepasseerd. Op 1 maart 1946 treedt zijn opvolger aan. In die eerste naoorlogse B&W-vergadering van 9 mei wordt niets genotuleerd over de terugkeer van Van Lier – het kan zijn dat hij dat zelf niet heeft gewild of dat er werkelijk niet bij stil is gestaan. Maar Van Lier geeft wel zijn mening, hoogst ongebruikelijk voor de Gemeentesecretaris, en wat hij zegt wordt genotuleerd. Door een van de wethouders wordt een pleidooi gehouden om Piet Mijksenaar voortaan bij alle B&W-vergaderingen toe te laten. Mijksenaar heeft dan een nieuwe functie: hoofd van het bureau Pers, Propaganda en Vreemdelingenverkeer, een soort hoofd voorlichting dus of communicatieadviseur van het College van Burgemeester & Wethouders. De wethouders zijn voor het voorstel. De mening van de gemeentesecretaris, die normaliter niet in de notulen wordt opgenomen, luidt daarentegen ‘dat de taak van den Secretaris niet door een ander moet worden overgenomen’. De eerste woorden van Van Lier na 4,5 jaar afwezigheid in de Collegevergadering. Detail: de jurist Van Lier erkent niet dat zijn functie hem was ontnomen. Nee, het was zijn ’taak’ die hem was ontnomen. Maar zijn functie had hij in zijn ogen behouden want hij was niet op legale wijze uit zijn functie gezet. Het lijkt er sterk op dat Feike de Boer die vanaf de bevrijding gedurende tien maanden waarnemend burgemeester is, dit ook zo ziet. In de Raadsvergadering van 27 februari 1946 richt De Boer het woord tot de scheidende gemeentesecretaris: “De heer Van Lier is van 1906 af bij de Gemeente geweest, heeft verschillende rangen doorlopen en is van 1933 tot 1941 – het jaar waarin hij door de bezettende overheerschers werd weggejaagd – Secretaris van uw Raad geweest. Op 7 mei 1945 is hij weer als Gemeentesecretaris opgetreden en sedert de Gemeenteraad weer bijeenkomt als Secretaris van de Raad.” Burgemeester De Boer zegt niet dat Van Lier werd ontslagen, uit zijn ambt of uit zijn functie werd gezet, maar werd ‘weggejaagd’ en na de bevrijding is hij weer ‘opgetreden’.

In de eerstvolgende B&W-vergadering na het voorstel om Mijksenaar voortaan toe te laten, twee dagen later, is Mijksenaar erbij en sindsdien ook altijd. Bij de opening van de Stopera werd een vergaderzaal naar hem genoemd. Maar in 2017 bleek uit een proefschrift van Stephan Steinmetz en onderzoek van Het Parool dat Mijksenaar zich als chef van het Bureau Inkwartiering tijdens de Tweede Wereldoorlog in had gezet voor het efficiënter laten verlopen van de gedwongen verhuizing van de 80.000 Amsterdamse Joden. Ook vorderde hij vastgoed voor dat doel. Hiermee kon hij de verhuizing van de Joden naar getto’s en daarmee de Jodenvervolging versnellen. Niet uitgesloten is dat Van Lier op de hoogte was van de te grote mate aan bereidwilligheid van Mijksenaar bij het realiseren van de verplichte herhuisvesting van de Joden in Jodenwijken.

De Hoop en De Haan

De man direct zittend naast professor David Cohen is volgens het bijschrift onbekend. Het is Abraham de Hoop, de uit zijn functie gezette directeur van de Nederlandse Bioscoopbond. Historicus Bart van der Boom doet onderzoek naar de Joodse Raad en stelt vast dat de foto gezien de aanwezigen is genomen bij de vergadering van 30 november of 17 december 1942. Daarbij was Isidore de Haan aanwezig, gefortuneerde eigenaar van de gelijknamige matzefabriek. De man links van Abraham Soep zou De Haan kunnen zijn. Erik Somers, fotospecialist van het NIOD, denkt dat De Haan de man is die links van professor Palache staat.

Abraham van Dam

Links naast opperrabbijn Frank zit een man met een bril. De foto, in het bezit van het NIOD, kent twee bijschriften. Op de ene zou de man die naast Frank zit A. van Dam zijn, op de andere A. van den Bergh. Abraham van Dam was de voormalige voorzitter van de Joodsche Invalide en directeur van een hypotheekbank. Zijn dochter was getrouwd met een zoon van Abraham Asscher. Van Dam werd wel in 1941 benaderd maar weigerde het lidmaatschap van de Joodse Raad, zijn gezondheidstoestand als excuus gebruikend. Joodse Raad-voorzitter David Cohen schrijft daarover in zijn aan het toenmalige RIOD ter hand gestelde memoires. (Op de getrouwheid daarvan wordt veel afgedongen, maar het lijkt niet onaannemelijk dat Van Dam weigerde.) Helemaal buiten beeld bleef Van Dam niet. Hij werd lid van de financiële commissie van de Joodse Raad. Het gaf hem een Sperre.

Excentriek

Rechts vooraan op de foto zit een man die in vergelijking met de rest wat excentriek overkomt. Hij heeft als enige een driedelig zwart pak aan en een vlinderdas om, draagt een bril zonder montuur, heeft zwart achterovergekamd haar en een vrij forse snor. Hij poseert wat anders dan de andere mannen. Het lijkt alsof hij zich met zijn lichaamshouding wil onderscheiden van de rest. Op de ene foto kijkt hij stuurs voor zich uit. Op de andere foto kijkt een oude man vanachter zijn vlinderstrik recht in de camera. Op één van de foto’s houdt hij zijn arm zodanig dat het zicht wordt ontnomen op de Jodenster die net als bij de anderen op zijn jasje is genaaid. Volgens het bijschrift op beeldbankwo2 is deze man W.A. Mendes da Costa. Maar dit blijkt niet te kloppen.

Vader en zoon

W.A. Mendes da Costa is Willem Arthur Mendes da Costa, in Amsterdam geboren in 1914 en dus eind 1942 nog geen 30 jaar oud. Wie ons echter aankijkt is diens vader, de bijna 72-jarige Abraham Jacob Mendes da Costa. Hij was tot april 1939 secretaris van de Portugees-Israëlietische Gemeente waarna zoon Willem Arthur hem opvolgt.

Toen hij nog jong PIG-ambtenaar was, behoorde A.J. Mendes da Costa tot een van de oprichters van de Nederlandse Zionistenbond. Als voorzitter gaat hij naar het Zionisten Wereldcongres en zal daar als een van de weinige Nederlanders ooit, een ontmoeting hebben met Theodor Herzl, de grondlegger van het moderne Zionisme. Herzl nodigde hem zelfs uit voor een wandeling. Tientallen jaren later, in juli 1940, blikt Mendes da Costa terug in een interview met de Joodse Wachter, het blad van de Zionistenbond.

“Waarom hij juist mij vroeg? Och, ik denk, dat mijn Sefardisch uiterlijk hem opviel. Ik was misschien de enige Sefardische Jood op dit congres.  Er waren vroeger heel weinig Sefardische Joden Zionist. Dat kwam, omdat wij ook nog altijd de binding met ons oude vaderland voelden …”.

Abraham Jacob Mendes da Costa overleed op 11 mei 1943 in Amsterdam. Zijn zoon Willem Arthur, die Pim werd genoemd, zou in de laatste oorlogsmaanden een opmerkelijke rol vervullen voordat hij vanuit Westerbork werd doorgezonden. Pim Mendes da Costa heeft ons een document nagelaten dat een andere blik werpt op het moment van ontstaan van de kommervolle toestand waarin de Hoogduitse synagogen aan het J.D. Meijerplein na de bevrijding werden aangetroffen.

Yad Vashem

Niet alleen het NIOD heeft de foto, in twee varianten zelfs, ook Yad Vashem heeft de foto in haar collectie. De foto is opgenomen in de door Yad Vashem uitgegeven Hebreeuwse Encyclopedia of the Holocaust (1990). Iemand heeft daar meer namen bij gezet dan bij de foto in het NIOD. De namen zijn erbij genoteerd in het Hebreeuws, waardoor de transcriptie terug tot verkeerde benamingen leidt die we vervolgens weer moeten reconstrueren naar de oorspronkelijke namen. Uit de wisselende manier waarop de namen zijn geformuleerd valt af te leiden dat iemand zijn of haar geheugen heeft aangesproken om de namen op te noemen. Degene lijkt de mensen daadwerkelijk te hebben gekend en meegemaakt. Zo staat er Dr. Van der Laan en Sallie Pinkhof. Van Van der Laan weet degene de voornaam kennelijk niet, maar wel dat hij doctor was. Salomon ‘Sallie’ Pinkhof was secretaris van Abraham Asscher.

In eerste instantie is het raadselachtig wie wordt bedoeld met ‘Yisrael Pit’. De achternaam Pit of Piet is zeker niet bedoeld. Het zou kunnen duiden op de Joodse achternaam Vyth want de letter p en f zijn in het Hebreeuws indien ongepunctueerd identiek. Maar er zat geen Vyth in de Joodse Raad. Wie wel vanaf de instelling ervan in de Joodse Raad zat was Is. (Isidor) Voet. Hij was in juni 1940 de oude Henri Polak opgevolgd als voorzitter van de Algemene Nederlandse Diamantbewerkersbond (ANDB). Inderdaad lijkt de persoon op de groepsfoto die wordt aangeduid als Yisrael Pit op Is. Voet zoals afgebeeld op een foto in de biografie over Jaap Meijer (blz. 126) van Evelien Gans. Voet was de schoonvader van Jaap Meijer. Het Joodsche Weekblad meldt op 17 april 1941: “De heer Is. Voet heeft om gezondheidsredenen ontslag genomen als lid van den Joodschen Raad voor Amsterdam.” In oktober 1942 keert Voet terug en is er dus bij als van de leden van de Joodse Raad een groepsfoto wordt gemaakt.

Een van de andere onbekenden op het beeldbankwo2-bijschrift is de arts Arons. Naast hem staat iemand die wordt aangeduid als prof. dr. J. Brahn. Het is Max Brahn, een Duitse Jood. Brahn was de enige Duitse Jood in de Joodse Raad. Hij was in de Joodse Raad opgenomen om de buitenlandse Joden te vertegenwoordigen. Brahn, filosoof en wetenschapper in de psychologie en op het bijschrift maar ook bij Presser en bij De Jong aangeduid als ‘prof. dr.’, is volgens zijn In Memoriam geschreven door Horst Gundlach geen professor geweest. Net zomin als hij officieel professor zou zijn geweest was hij echt lid van de Joodse Raad; hij was deelnemer aan de vergaderingen zonder stemrecht. Op zijn Joodse Raad-kaart staat niettemin: ‘lid v.d. JR’. Zijn eerste deelname aan een vergadering van de Joodse Raad is op 9 juli 1942.

Tot de Joodse Raad behoorde vanaf de oprichting ook mr. dr. M.I. Prins. Max Isaac Prins was ongetrouwd. Tot zijn gedwongen ontslag was Prins directeur van de afdeling Arbeidszaken van de gemeente Amsterdam. In het najaar van 1942 toen de foto werd gemaakt, was Prins nog in Amsterdam. In augustus 1943 moest hij van de Keizersgracht 723 verhuizen naar de Tugelaweg in de Jodenwijk. Net als bijna alle nog overgebleven leden van de Joodse Raad wordt Prins op 29 september 1943 op transport gesteld naar Westerbork. Op 15 februari 1944 wordt hij doorgestuurd naar Bergen-Belsen waar hij sterft op 31 maart. Mogelijk dat hij de persoon is die precies voor de kapstok staat of links van Palache, precies achter zijn oud-collega Van Lier. Prins staat op een foto in het Nieuw Israëlietisch Weekblad uit 1926 waar hij poseert met de andere regenten van het Nederlands Israëlietisch Meisjesweeshuis, op een foto van de Kerkeraad van de Joodse Gemeente Amsterdam in De Vrijdagavond uit 1931 en op een foto van het Nederlands Israëlietisch Armbestuur in het NIW van 20 september 1933.

In ieder geval zijn van de zes onbekende namen op de foto op beeldbankwo2 vier zeker en mogelijk zelfs alle zes, geïdentificeerd. Als de oorlog voorbij is, zijn nog zeven van de twintig mensen op de foto in leven.

NIOD Yad Vashem Yad Vashem nummer Yad Vashem, naam gereconstrueerd Geconsolideerd
Zittend v.l.n.r. Zittend v.l.n.r.
A. Ascher (voorzitter) Avraham Aschen 1 Abraham Asscher Abraham Asscher
Prof. dr. D. Cohen (voorzitter) David Cohen 2 Prof. dr. David Cohen
Onbekend Abraham de Hoop
Onbekend Yisrael Pit 3 Is. Voet Is. Voet
A. van Dam / A. van den Bergh Arnold van den Bergh
Opperrabbijn Philip Frank Rabbi Philip Frank the chief rabbi 4 Opperrabbijn Philip Frank
Dr. D.M. Sluys Dr. Markus Slice 5 Dr. D.M. Sluys Dr. David Mozes Sluys
Mr. S.J. van Lier Mr. Siegfried Jacob van Lier
Mr. Albert B. Gomperts Mr. Albert B. Gomperts
W.A. Mendes da Costa Avraham Mendes de Kosta 6 Abraham Jacob Mendes da Costa Abraham Mendes da Costa
Staand v.l.n.r. Staand v.l.n.r.
Meijer de Vries Meir de Paris 7 Meijer de Vries Meijer de Vries
Dr. A. v.d. Laan Dr. Van der Lan 8 Dr. Abraham van der Laan Dr. Abraham van der Laan
J. Brandon Y. Brandon, the secretary 9 Jacob Brandon, secretaris Jacob Brandon, secretaris
Onbekend S. Phinkhof 10 Sallie Pinkhof Sallie Pinkhof
Onbekend Max Isaac Prins of Isidore de Haan?
A. Soep Bzn. A. Sof 11 Abraham Soep Bzn. Abraham Soep Bzn.
Onbekend Arons 12 Dr. Jacob Arons, arts Dr. Jacob Arons, arts
Prof. dr. J. Brahn (Prof.) dr. Max Brahn
A. Krouwer Abraham Krouwer
Onbekend Max Isaac Prins of Isidore de Haan?
Prof. dr. J.L. Palache Professor Yehuda Palcha 13 Prof. Juda Palache Prof. dr. Juda Lion Palache