RubenVis

Ruben Vis

De grootste gotspe van het jaar

De grootste gotspe van het jaar zit verpakt in een klein zinnetje. Als we na een lange veertig dagen durende periode van inkeer en boetedoening aan zijn gekomen bij het einde van Jom Kipoer en meedoen met Ne’iela, het allerlaatste gebedsdeel, dan ontpopt zich de grootste gotspe van het jaar.

Ruben Vis

Vanaf Rosj Chodesj Elloel, veertig dagen voor Jom Kipoer begint het dagelijks twee keer blazen op de sjofar. Om op te roepen tot inkeer. Dan komen daar een week voor Rosj Hasjana de selichot (extra smeekgebeden) bij. Op Rosj Hasjana zelf dreunen de honderd tonen van de sjofar je oren binnen en beginnen we Avinoe malkenoe toe te voegen tot en met Jom Kipoer. En weer een week lang selichot. En dan Jom Kipoer zelf. Een dag lang vasten, 25 uur; een dag vol gebeden die zijn climax bereikt in het Ne’iela slotgebed. En dan, na veertig dagen, na honderden sjofartonen, een aaneenschakeling van dagen van smeken om verzoening en vergiffenis, een volle dag vasten, smeken, bidden, … dan wanneer we op de laatste dag, zelfs het laatste moment van de Jom Kipoer-dag zijn beland dan is daar in het Ne’ielagebed dat zinnetje.

Ptach lanoe sja’ar – open voor ons de poort, be’et neielat sja’ar – op het moment dat de poort sluit, kie fana jom – want de dag neigt ten einde [NIK-machzor Jom Kipoer, p. 893].

Een regelrechte gotspe
Een gotspe! Niets minder dan een regelrechte gotspe?! Om nu op dit moment nog te komen met het verzoek om de poort van barmhartigheid voor ons te openen. De poort van barmhartigheid, de poort van over het hart strijken heeft veertig dagen open gestaan en vandaag op Jom Kipoer zelfs wijder dan ooit. Om dan nu nog te vragen ptach lanoe sja’ar open voor ons de poort … is het niet de gotspe van het jaar.

Het wezen van het Joodse volk
In dat ene zinnetje zit het wezen van het Jodendom besloten. In die paar woorden leren we het Joodse gedachtengoed zo goed kennen. Om te beginnen omdat het wordt gezegd, gezongen, gebeden, op het meest spirituele moment van het Joodse jaar. Maar ook omdat in dat ene zinnetje het wezen van het Joodse volk besloten ligt als in geen ander van de vele citaten die onze Joodse literatuur rijk is.

Zelfs als we alles uit de kast hebben gehaald, zelfs als onze kansen eigenlijk al verkeken zijn want tja de dag neigt al ten einde, dan doen we toch nog één extra poging. Een beetje een gotspe is het wel maar het is een gotspe die van ons wordt verwacht.
Aan Goethe wordt de uitspraak toegeschreven dat iedere Jood bezig is om een of ander beslissend en onmiddellijk doel na te streven.

Extra stap
En inderdaad, we doen nog een extra stap, we plegen nog een inspanning om ons doel te bereiken. Waarom? Omdat het in ons DNA lijkt te zitten om meer te doen dan eigenlijk van ons wordt verwacht. Het Jodendom is een doe-religie; we doen mitswot, we geven uitvoering aan verplichtingen, 613 in totaal. Het zijn er een heleboel en lang niet allemaal in alle omstandigheden en voor iedereen uitvoerbaar. Maar we weten: probeer ze te doen, span je in om de mitswot zo veel en zo goed mogelijk te doen. En van ons wordt verwacht een mitswa op de mooist mogelijke manier te doen.

De mooiste, beste en lekkerste vis
Neem het verhaal van de man die vis kocht voor sjabbat. Op maandag kocht hij een vis, maar op dinsdag zag hij een mooiere vis en kocht die. Op woensdag ging hij op zoek naar een nog beter exemplaar, enzovoort, tot hij op vrijdagmiddag de beste en mooiste vis had om daarmee op een zo goed mogelijke manier sjabbat te gaan vieren. Hij had op maandag al kunnen denken een vis is een vis en met die vis kan ik wel mijn sjabbatmaaltijd houden. Maar nee, hij ging door, en door en door om de mooiste, beste en lekkerste vis te vinden. Tot het laatste moment voor sjabbat aanbrak, en inderdaad, op vrijdagmiddag vond hij de mooiste, beste en lekkerste vis. Net zoals we doorgaan met het smeken en verzoeken om de poort van barmhartigheid te openen, tot het aller allerlaatste moment. Gotspe is niet zomaar brutaliteit. Een dergelijke gotspe wordt van ons verwacht.

De eeuwen getrotseerd
Even verderop in Ne’iela verzuchten we Mie jakoem Ja’akov kie katon hoe [NIK-machzor Jom Kipoer, p. 899]. Wie staat er voor ons op want zelf zijn we zo klein. Het klopt. We zij  zo nietig. We zijn niet groot in getal. Maar zie wat we bereikt hebben, zie hoe we tegen alle logica in nog steeds bestaan. Zie wat het Jodendom voort heeft gebracht, kijk wat de Joodse staat, zo klein als hij is, weet te presteren. We zijn dat kleine volk dat de eeuwen heeft getrotseerd. Met hulp van Boven, maar ook met de opdracht van Boven, om steeds die extra stap te zetten. Zelfs als de poort al bijna gesloten leek.

Wees dat extra beetje gotspieus
Zoals we op het allerlaatste moment van Jom Kipoer in een situatie waarin de poort eerder dicht gaat dan zich nog opent, nog één poging wagen, zo is dit ook voor ons de boodschap die we onszelf meegeven het nieuwe net aangebroken jaar in. Ptach, open! Open de poort. Zet die extra stap. Wees dat extra beetje gotspieus. Toon je een tandje hoger in je ambitie om in het nieuwe jaar betekenis te geven aan je leven, aan je Jodendom, aan het uitvoering geven aan de mitswot, aan het je inzetten voor je medemens, voor een ander, voor de Joodse gemeenschap, … voor de wereld die we bewonen. En geef daarmee die extra push om de poort te openen naar nieuw elan en ja, naar een klein beetje meer gotspe.