RubenVis

Ruben Vis

Wechai bahem- een gebed op Pesach 1944 in Bergen Belsen

Tachtig jaar geleden, midden in de Sjoa-periode, werd door uit Nederland afkomstige gevangenen in Bergen Belsen geworsteld met het verbod van chameets op Pesach; het feest dat genoemd wordt: het tijdstip van onze bevrijding. Een kort met de hand op een klein stukje papier geschreven gebed uit Bergen Belsen is bewaard gebleven.

Het verbod op het eten van chameets, brood en ook maar iets dat van tarwe is gemaakt en is gerezen, stelden gevangenen in Bergen Belsen die zich zelfs onder deze omstandigheden zo goed mogelijk aan de geloofsvoorschriften wilden houden, voor een grote religieuze opgave. Voor Pesach 5704 – 1944 oordeelden de rabbijnen in het kamp dat het voorschrift ‘je zult leven’ voor moest gaan voor het uitsluitend niet-chameets eten op Pesach, nu de omstandigheden geen andere mogelijkheid toelieten. Men zou eten wat zich aandiende. Maar de rabbijnen besloten dat voor wat er te eten was, wel een kort gebed zou worden gezegd.

Het is waarschijnlijk de Rotterdamse opperrabbijn A.B.N. Davids geweest die dit gebed heeft samengesteld. Erin wordt gevraagd om barmhartigheid voor het feit dat ondanks dat ons is opgedragen af te zien van chameets, van ongeoorloofd voedsel en ongeoorloofde soorten, maar wat te doen in zware slavernij en in een levensbedreigende situatie. In deze situatie houden wij ons aan het voorschrift van ‘Wechai bahem – je zult leven’, en bidden we dat we in leven blijven en spoedig verlost te zullen worden. Opdat wij van ganser harte Uw voorschriften kunnen vervullen.

In het kamp waren onder meer de opperrabbijnen Dasberg, Levisson en Davids die alledrie de oorlog niet zouden overleven, de latere opperrabbijn Schuster, de latere opperrabbijn Vorst en rabbijn S.Ph. de Vries uit Haarlem. De laatste stierf tussen Poeriem en Pesach (op 24 maart, 29 adar). Philip Coppenhagen was rabbijn van de Joodse Gemeente Amsterdam en een van de 222 naar Brits Palestina uitgewisselde gevangenen in juni 1944. Daar overleed hij kort na aankomst, op 21 juli. Joseph d’Ancona, rabbijn van de Portugees-Israëlietische Gemeente in Amsterdam, stierf op 22 februari 1944.

Overlevenden bewaarden het papiertje na de oorlog in hun Haggada en memoreerden jaarlijks op een van de twee Sederavonden in hun gezin die Sederavond van 1944, lazen het gebed, en dankten daarmee voor het feit dat hen de bevrijding ten deel was gevallen.